Kosmotheoros
Buch
Basiswissen
Kosmotheoros ist ein 1695 erschienens Buch des niederländischen Physikers und Naturphilosophen Christiaan Huygens. Huygens entwickelt darin seine Sicht extraterrestrischen Lebens. Einen Eindruck von seinen Gedanken gibt das hier wiedergegebene Inhaltsverzeichnis (auf Niederländisch).
Inhhaltsverzeichnis (Niederländisch)
- Inleiding.
- Dat ’er geweest zijn, die in de Dwaalsterren inwoners stelden. maar dat zy niets verders onderzogt hebben.
- Oplossing van de tegenwerpingen der onbedrevene.
- Dat deze Starreloopkundige Gissingen niet tegen de H. Schriften strijden.
- Deze dingen onderzoek moet niet, als of het te nieuwsgierig was, berispt werden.
- Gissingen zijn niet ydel, om dat ze niet te enemaal zeker zijn.
- Zelfs helpt de verhandeling van deze zaken de Wijsheid en Godvrugteid bevorderen.
- Stelsel van Kopernikus.
- Redenen, die het zelve bevestigen.
- Verrekening van de grootheid der Dwaalstarren tegen die van de Zon.
- Dat de Schaaltjes, of kleine roedjes, in de groote Kijkglazen, beter zijn als de Kleinmeters.
- Dat de Zon veel grooter is als de Dwaalstarren.
- Dat de Aarde met regt by de Dwaalstarren, en de Dwaalstarren by d’ Aarde vergeleken worden.
- Dus haalt men uit dit stuk met regt bewijzen uit de gelijkheid.
- De Dwaalstarren zijn vast; en hebben zwaarte.
- Zy hebben ook Dieren.
- En Aardgewassen.
- Men moet geen al te groot verschil tusschen de dingen die in de andere Dwaalstarren, en op deze onze Aarde zijn, verbeelden.
- In de Dwaalstarren is geen gebrek van Water.
- ’t Welk nogtans om Water niet teenemaal gelijk is.
- De Aardgewassen groeijen aldaar ook als by ons.
- Desgelijks de Dieren.
- Groote verscheidenheid der Dieren by ons.
- Die niet minder in de Dwaalstarren is.
- ’t Zelve heeft plaats in de Aardgewassen.
- In de Dwaalstarren zijn ook Dieren die Reden gebruiken.
- Dat het menschdom vol gebreken is, belet niet, dat de Aarde daar uit een byzonder cieraad heeft.
- De Dwaalstarrelingen hebben geen andere Reden, als wy.
- Zy hebben ook geen gebrek van Zinnen.
- Zy hebben het Gezigt.
- Het Gehoor.
- Lucht, door welke het geluid gaat.
- Gevoel.
- Reuk en Smaak.
- Hunne Zinnen zijn niet anders als de onze.
- Zy hebben ook het zelve vermaak, en dezelve wellusten als wy.
- In de Dwaalstarren is Vyer.
- Wat belangt de grootte der lichamen van de Dieren. in de Dwaalstarren, men kan die uit de grootheid der Dwaalstarren zelve niet gissen.
- [**r] Daar konnen Dieren van verscheide soorten met Reden begaafd wezen, gelijk by ons.
- En onder die zulke, die den Menschen gelijk zijn.
- De Reden in de Menschen munt boven die van de Dieren byzonderlijk uit in de beschouwing der Natuur.
- Hier uit word beweert dat de Ingezetenen van de Dwaalstarren Wetenschappen oeffenen, en onder die de Starreloopkunde.
- Ook Handwerken, daar toe dienende.
- Mitsgaders de Meet- en Telkost.
- De Schrijfkonst.
- De Gezigtkunde.
- Deze konsten heeft de mensch niet buiten de Natuur.
- De Dwaalstarrelingen hebben Handen, Voeten, na boven ziende Oogen, en een opgeregt Wezen.
- Nogtans volgt daar niet uit, dat hun gedaante de onze teenemaal gelijk is.
- Want daar is geen reden, waarom een redelijke ziel niet in een andere gedaante zou geplaatst wezen.
- De ingezetenen der Dwaalstarren zijn zoo groot als wy, of nog grooter.
- Zy leven in maatshappy.
- Zy hebben ’t vermaak van samenkouten, liefkozen, enz.
- Zy timmeren huizen tegen den regen.
- Zy kennen de Scheepvaardy, en de daar toe behoorende Konsten.
- Ook de Meetkunde.
- En de Zangkonst.
- Welke echter verscheiden zoude konnen wezen van de onze.
- [**v] Waarom de samenklank van een Quint na een andere Quint qualijk gestelt word?
- Betoog van de matiging in het Stemgeluid.
- Wederophaling van het nut en voordeel, dat wy uit Dieren, Kruiden, en Boomen trekken.
- Uit Bergstoffen.
- Uit Water, Lucht, en verscheide Konsten.
- Uit de uitvindingen van onze eeuw.
- Dat alle die dingen waarschijnelijk in de Dwaalstarren niet zijn, maar door andere, even zoo waardige, vergoed worden.
- Onderzoek van Kirchers boek, Herssenschilderagtige Reis genaamd.
- Hoe de stand der Zonne, en der Dwaalstarren, den bewoners van Merkurius moet voorkomen.
- Hoe den ingezetenen van Venus.
- En van Mars.
- Dat Jupiter en Saturnus de andere Dwaalstarren verre overtreffen, zoo in groote, als in menigte van Manen.
- Evenredenheid der Middellijnen van Jupiter, en de Kringen van zijne Trawanten, tot den Kring der Mane rondom de Aarde.
- Tijden der omloopen van Jupiters Trawanten.
- Bewijs van deze evenredenheid der grootte, uit waarnemingen van Schrijvers deze eeuwe.
- Hoedanig de grootte, en ’t ligt der Zonne, in Jupiter schijnt, en hoe men dat kan weten.
- Desgelijks in Saturnus.
- In Jupiter zijn de dagen maar van vijf onze uuren.
- Daar is ook een geduurige nagtevening.
- De Vaste Starren komen den inwoners der Dwaalstarren even zoo voor, als ons.
- Wat gezigt der Dwaalstarren, en wat rekening van dagen, in Saturnus is.
- En van zijn Ring.
- Dat van de Maan niet veel kan gegist werden.
- De Trawanten van Saturnus en Jupiter worden met die Dwaalstarren rondom de Zon gevoert, gelijk de Maan met onze Aarde.
- In de Maan zijn Bergen, en Dalen.
- Maar geen Zeen.
- Nog Rivieren, nog Wolken, nog Lucht, nog Water.
- Dus is het onzeker, al wat men van de Gewassen en Dieren in de Maan gist.
- De Manen van Jupiter en Saturnus wenden, gelijk de onze na d’ Aarde doet, altijd dezelve zijde na hare Dwaalstarren.
- Als ’er inwoners in de Maan waren, wat gezigt zy van de hemelen zouden hebben; en hoe ’t met hunne dagen enz. moet gelegen zijn.
- ’t Welk tot de Manen van Jupiter en Saturnus ligtelijk kan werden overgebragt.
- Beschrijving van de Zon na haar waaragtige evenredenheid.
- Allervervaarlijkste onmetelijke ruimtens tussen de Zon en de Dwaalstarren, opgehelderd met een vergelijking van een kogel uit een kanon geschoten.
- Wat ’er in de Zon mag leven, daar over valt niets te gissen.
- Van de toortsen in de Zon is geen zekerheid.
- Maar wel dat ’er om de hitte zulke lichamen, als de onze zijn, niet konnen leven.
- De Vaste Starren zijn zoo vele Zonnen.
- Deze leggen door den overruimen Hemel, d’ een van d’ ander af, met tussenwijdtens, gelijk als van d’ Aarde of de Zon tot de naaste, en zoo vervolgens.
- En is de Zon niet grooter als die andere Zonnen.
- Ja men heeft reden om te gelooven, dat yder Vaste Starre rondom zig hare Dwaalstarren heeft, gelijk ’er rondom de Zon zijn.
- Manier, om waarschijnlijk den afstand der Vaste Starren van de Zon na te sporen.
- Onbepaalde grootheid van ’t Heel al.
- Eindelijk word hier uitvoeriglijk tegen Deskartes beweert, dat yder Zon van een heel anderen Draay-kring omringt word, als hy verziert heeft.
Fußnoten
- [1] CHRISTIAAN HUIGENS, WERELD BESCHOUWER, OF ONDERZOEK OVER DE HEMELSCHE AARDKLOOTEN, EN DERZELVER CIERAAD. Met noodige wiskunstige Afbeeldingen. Uit het Latyn vertaald. DOOR P. RABUS. TE AMSTERDAM, By STEVEN VAN ESVELDT, In de Kalverstraat, het derde Huis van de Roomsche Kerk de Papegaay, 1754.
- Christiaan Huygens: Cosmotheoros. Deutsch: Weltbeschauer, oder vernünftige Muthmaßungen, daß die Planeten nicht weniger geschmükt und bewohnet seyn, als unsere Erde. Zürich, 1767; eine weitere deutsche Übersetzung von v. Wurzelbau erschien 1703 sowie 1743 in Leipzig.